Spelregels CMV niveau 4


 

NIVEAU 4 TWEEDE BAL VERPLICHT VANUIT EEN VLOEIENDE VANGGOOI OF VANGSTOOT BEWEGING SPELEN

 

LEEFTIJD: 9 – 10 JAAR

AANTAL SPELERS: 4 SPELERS PER TEAM

VELDAFMETING: 6 X 4,5 METER

NETHOOGTE: 2 METER

LEEFTIJDSGRENS: op 30 september van het seizoen niet ouder dan 9 jaar

 

Doel

De spelers proberen de bal over het net bij de tegenstander in het veld op de grond te spelen.

Het drie keer samenspelen is verplicht en de beginselen van de set-up worden aangeleerd.

 

Beginbal

Na het fluitsignaal van de scheidsrechter/spelleider moeten de spelers de bal verplicht onderhands van achter de (gehele) achterlijn over het net serveren, waarbij de bal het net mag raken. De speler die op de “mid-achter positie” (ruitopstelling en ankeropstelling) / “rechtsachter positie” (vierkantopstelling) komt, moet serveren.

 

Spelregels

  1. Het team is verplicht de bal in drie keer te spelen.
  2. Het eerste en het derde balcontact mogen met zowel de onderarmse als de bovenhandse volleybaltechniek gespeeld worden (niet vangen).
  3. Het tweede balcontact vindt altijd plaats met een verplichte vloeiende en niet-onderbroken vanggooi- of vangstootbeweging. Deze kan op vier manieren uitgevoerd worden:
    1. met gestrekte armen onderarms vangen en voorwaarts gooien
    2. met gestrekte armen onderarms vangen en achterwaarts over het hoofd gooien
    3. met gestrekte armen onderarms vangen en vanuit een hoek gooien.
    4. met gestrekte armen boven het hoofd vangen, inveren en uitstoten. Voorwaarts en achterwaarts.
  4. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler zich niet omdraaien.
  5. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler niet lopen met de bal.
  6. Tijdens de vanggooi- of vangstootbeweging mag de speler de bal maximaal twee seconden vasthouden (één seconde om te vangen en één seconde om te gooien). Dit om meer snelheid in het spel te houden en om de beweging vloeiend te houden.
  7. De tweede bal mag niet over het net gegooid worden.
  8. De opslag wordt verplicht onderhands uitgevoerd.
  9. Na drie opslagbeurten achter elkaar door dezelfde speler, moet de ploeg aan opslag een plaats doordraaien en slaat de volgende speler op.
  10. Indien een team uit meer dan vier spelers bestaat, moet er verplicht ingedraaid worden.
  11. Het indraaien door een wisselspeler geschiedt altijd op de opslagplaats.
  12. Er wordt niet meer doorgedraaid door het team dat de bal over het net speelde.
  13. Een harde aanval is niet toegestaan, een tip- of pushbal met één hand is wel toegestaan. Het gaat hier dus om zacht contact.
  14. Lijn en netfouten worden afgefloten conform de op dat moment geldende spelregels.
  15. Blokkeren is niet toegestaan.

 

Telling

Rallypoint: elke fout levert een punt op voor de tegenstander.

 

Motivatie

De tweede bal is in dit stadium van de volleybalontwikkeling de moeilijkst te verwerken bal, omdat het bovenhands of onderarms spelen onder een hoek nog veel problemen geeft. De kans op fouten is groot, waardoor het spel vaker onderbroken moet worden. Door de tweede bal vanuit een ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging door te spelen, blijft de rally op gang. Stimuleer dat de tweede bal parallel aan het net gegooid wordt, zodat de laatste speler in kan lopen alvorens de bal bovenhands over het net te spelen. Bij een minder goede pass zal een speler de tweede bal uiteraard vanuit het achterveld moeten spelen d.m.v. een ononderbroken vanggooi- of vangstootbeweging.